Nieuws

Tom Van den Abeele over natuur als therapie

Interview Tom Van den Abeele

Tom getuigt naar aanleiding van de Tiendaagse van de Geestelijke Gezondheid: “Hoog tijd dat psychologen en psychiaters vanachter hun bureau komen en de natuur intrekken”



Delen

1 tot 10 oktober staat elk jaar in het teken van onze Geestelijke Gezondheid. De regionale landschappen weten uit wetenschappelijk onderzoek én uit ervaring dat de natuur een bijzonder positief effect kan hebben op lichaam en geest. Tom Van den Abeele kan erover meespreken. 30 jaar geleden kreeg hij de diagnose van een bipolaire stoornis. Vandaag is hij ervaringsmedewerker in een psychiatrisch ziekenhuis. “Contact met de natuur is een belangrijk deel van mijn therapie”, vertelt hij.

Is er nood aan meer aandacht voor de geestelijke gezondheid?

Dat denk ik wel. Het taboe rond geestelijke gezondheid is nog vrij groot. Dankzij organisaties zoals Te Gek!? en Rode Neuzen Dag wordt er al openlijk gepraat over mentale problemen. Er is ook meer openheid over het hebben van een depressie of burnout en een bezoek aan de psycholoog of psychiater wordt al minder scheef bekeken dan een paar jaar geleden. Maar er rust nog een heel groot taboe op een opname in een psychiatrisch ziekenhuis.

Je hebt zelf een psychische kwetsbaarheid. Hoe heeft die je leven bepaald?

(aarzelt) Ik wilde na mijn humaniora graag sociaal assistent worden. Toen ik 20 was, verloor ik mijn broer in een motorongeluk. Dat had een grote impact op mij en  ik belandde in een zware depressie. De psychiater schreef me een hoge dosis antidepressiva voor, omdat toen nog niet geweten was dat ik een bipolaire stoornis had. Door die medicatie kwam ik in een manie terecht. Sindsdien verliep mijn leven heel hobbelig.

Veel ups en downs dus?

Inderdaad, met periodes van veel alcohol en drugs. Ik ben meermaals in een manie beland zonder goed te weten wat dat was. Het is iets heel vreemds dat je helemaal kan overvallen. Je bereikt het stadium dat je 4u slaapt per nacht, tonnen energie en het ene prachtige idee na het ander hebt. Je wordt heel zelfzeker en voelt je altijd euforisch. Maar het verandert ook mijn gedrag naar mijn omgeving toe. Ik word een ambetante mens: arrogant en met weinig geduld voor anderen. De lieve Tom is dan even weg. Maar na drie weken raak ik helemaal uitgeput, fysiek en mentaal en beland ik in een depressie.

Wanneer volgde de kentering?

Tijdens mijn laatste opname in 2012 kwam ik op een afdeling voor mensen met stemmingsstoornissen terecht. Daar heb ik een veel beter ziekte-inzicht gekregen: wat scheelt er met mij en hoe komt dat? Ik leerde er ook wat ik zelf kan doen om te leven met die stoornis. Met de juiste hulpverleners ging ik op zoek naar de laagste dosis medicatie. En nu heb ik eigenlijk geen enkel neveneffecten van mijn medicatie meer. Ik ben ook gestopt met alcohol en drugs gebruiken. Dat zorgt dat die uitlokkende factoren nu wat weg zijn. Ik heb ook een relatie en toffe hobby’s. Ik zit veel in de natuur, ik beweeg erg veel. Dat zijn allemaal dingen die je zelf in de hand hebt. Ik heb nu wel het gevoel dat ik die stoornis onder controle heb. Nu ben ik zelf als ervaringswerker aan de slag en probeer een positief verhaal te brengen. 

De natuur zie je als een deel van je therapie. Leg eens uit. 

Voor mij blijft contact met de natuur nog een deel therapeutisch werken. Ook gewoon NIETS doen in een park. Ik kan iedereen aanraden om gewoon op zaterdag een uur in een park te gaan zitten zonder boek of gsm. Gewoon rondkijken en je ziet altijd wel iets. Dat brengt rust in mijn hoofd. Als kind ben ik opgegroeid in een wijk in Haasrode vlakbij het Meerdaalwoud. Ik zat altijd in het bos. Door mijn manier van leven, verdween dat contact met de natuur en ben ik in de stad gaan wonen. Maar sinds de lockdown zijn mijn ogen opnieuw opengegaan. Toen gingen de afdelingen in het psychiatrisch ziekenhuis letterlijk op slot en ik deed veel individuele wandelingen met patiënten. Ik begon ook met een goede vriendin te wandelen. Bijna elk weekend deden we een wandeling van 15 km en ik merkte dat me dat echt deugd deed. Bovendien zie ik ook een relatie tussen de natuur en sociale contacten. Ik verhuisde recent naar Brussel en recht tegenover ons appartement ligt een braakliggend terrein. De buurtbewoners op dat veld doen wat ze willen. Ik heb er een serre met tomatenplanten en paprikaplanten neergepoot. Ik merk dat met mijn handen in de grond zitten, me goed doet. De groenten zien uitkomen die je zelf gepland hebt, ja dat doet iets. Als nieuwe bewoner leerde ik op dat veldje alle mensen uit de buurt leren kennen. Een ideale manier om geïntegreerd te worden in de buurt.

Gebruik je de natuur ook in de therapie met andere patiënten?

Mijn individuele gesprekken met patiënten in opname doe ik zo goed als altijd buiten. Patiënten kiezen dat eigenlijk zelf, hoor. Willen ze een gesprek liever in een bureau voeren, dan kan dat uiteraard. Maar tot nu toe heeft niemand daar al zelf voor gekozen. 

In ons psychiatrisch ziekenhuis hebben wij een enorm grote boerderij met schapen, ezels en konijntjes en een moestuin. Patiënten werken dag in dag uit op de boerderi. Ze hooien, geven dieren eten en verzorgen ze als therapie. Ze kweken ook planten. Ik merk dat dit soort arbeidstherapie hen leert om op tijd te komen, het werk vol te houden en er plezier aan te beleven. Het geeft hen veel voldoening. Weet je, psychiatrische patiënten worden vaak opzij gezet als mensen die niet veel kunnen, terwijl ze nog exact dezelfde mogelijkheden hebben als vroeger, maar ze zitten gewoon in een moeilijke periode.

Bewegen, gezond eten en contact met de natuur. In de psychiatrie zou dat dat vast in het therapieprogramma moeten komen. 

In hoeverre is dat idee al doorgedrongen in de zorgsector?

Ik vind dat psychologen, psychiaters en verpleegkundigen vanachter hun bureau moeten komen. Misschien niet altijd makkelijk te realiseren, maar de meerwaarde ervan wordt nog te weinig erkend. Als je individuele gesprekken voert tijdens een wandeling in de natuur zou dat beter werken en gezonder zijn voor iedereen. Daar ben ik rotsvast van overtuigd. Meer projecten in samenwerking met andere organisaties die met natuur bezig zijn, daar mag echt op gehamerd worden. Ook psychiatrische ziekenhuizen die niet beschikken over een groot groen domein zouden wel een extra effort mogen doen.